Paragrafen

Lokale heffingen

Inleiding

Het totale pakket van gemeentelijke belastingen en heffingen bestaat uit verschillende belastingheffingen die opgelegd worden op grond van een door de gemeenteraad vastgestelde belastingverordening. De doelstelling van de lokale heffingen is het verwerven van eigen middelen uit belastingen en heffingen voor de dekking van de algemene en specifieke uitgaven in het kader van de uitvoering van de gemeentelijke taken. De uitvoering en de verantwoordelijkheid voor het uitvoeren van de heffingswerkzaamheden liggen op grond van artikel 231 van de Gemeentewet bij de heffingsambtenaar. Hierbij valt te denken aan het vaststellen en opleggen van de aanslagen en taxatiewaarden, het doen van uitspraken op bezwaren en het verweer bij beroepszaken.

De gemeentelijke heffingen zijn na de algemene uitkering uit het Gemeentefonds de belangrijkste bron van inkomsten. Bij gemeentelijke heffingen wordt onderscheid gemaakt tussen algemene belastingen en retributies. Belastingen hebben een algemeen karakter. Een directe relatie tussen de belasting en de gemaakte kosten van de gemeente is in het algemeen niet aanwezig. Bij de retributies is er wel sprake van een directe relatie tussen de heffing en de gemeentelijke taak. Bij retributies mogen de geraamde opbrengsten niet hoger zijn dan de geraamde kosten van de gemeente voor de uitoefening van de taak.

Tarievenbeleid

Voor de hoogte van tarieven gelden de volgende uitgangspunten:
De belastingen en heffingen worden trendmatig verhoogd, tenzij op grond van een besluit van de gemeenteraad of hogere wetgeving een andere verhoging is vastgelegd. Voor 2025 is de trendmatige verhoging vastgesteld op 2,2%.

Extra verhogingen worden slechts voorgesteld, wanneer daar tegenover de realisering van aanwijsbare voorzieningen ten behoeve van de gemeenschap staan, dan wel hier al expliciete besluitvorming over is geweest. Algemeen genomen behoort dienstverlening door of vanwege de gemeente kostendekkend te zijn.

De opbrengsten uit de lokale belastingen en heffingen zijn als volgt begroot:

Gemeentelijke heffing
(x € 1.000)

Rekening 2023

Begroting 2024

Begroting 2025

Begroting 2026

Begroting 2027

Begroting 2028

1.1 Onroerende-zaakbelastingen

5.614

6.017

6.214

6.277

6.341

6.404

1.2 Hondenbelasting

75

85

85

85

85

85

1.3 Precariobelasting

23

19

19

19

19

19

1.4 Toeristenbelasting

120

133

133

133

133

133

Totaal Belastingen

5.832

6.255

6.451

6.514

6.578

6.641

2.1 Afvalstoffenheffingen

1.943

1.928

2.266

2.525

2.593

2.672

2.2 Rioolheffing

2.233

2.304

2.356

2.356

2.356

2.356

2.3 Haven- en kadegelden

968

853

853

853

853

853

2.4 Marktgelden

34

35

35

35

35

35

2.5 Begraafrechten

443

360

400

400

400

400

2.6 Secretarieleges (Titel 1)

191

242

198

198

198

198

2.7. Omgevingsvergunningen (Titel 2)

900

1.776

610

460

460

460

2.8 Leges (Titel 3)

14

14

14

14

14

14

2.9 Overig

0

0

0

0

0

0

Totaal Retributies

6.725

7.512

6.732

6.841

6.909

6.988

Totaal

12.556

13.767

13.183

13.355

13.487

13.629

Belastingen

Belastingen hebben een algemeen karakter. Een directe relatie tussen de belasting en de gemaakte kosten van de gemeente is in het algemeen niet aanwezig. De opbrengsten van de algemene belastingen worden gebruikt als algemeen dekkingsmiddel. De gemeenteraad bepaalt dus zelf waaraan de gemeente dat geld besteedt. Voorbeelden van algemene belastingen zijn de onroerendezaakbelasting (OZB), precariobelasting en de hondenbelasting.

1.1 Onroerende-zaakbelastingen (OZB)
Onder de naam "onroerende-zaakbelastingen" worden over binnen de gemeente gelegen onroerende zaken, drie directe belastingen geheven:

  • eigenarenbelasting voor woningen;
  • eigenarenbelasting voor niet-woningen;
  • gebruikersbelasting voor niet-woningen

De peildatum voor de belastingplicht is 1 januari van het belastingjaar. Grondslag is de WOZ-waarde.

Elk jaar wordt de onroerende zaak gewaardeerd o.g.v. de Wet waardering onroerende zaken (WOZ). Hiermee volgt de WOZ-waarde jaarlijks de marktontwikkeling. De gemeente Urk voert de werkzaamheden voor de Wet WOZ grotendeels zelf uit met gebruikmaking van de taxatiesoftware van xxllnc en de inhuur van een externe taxateur. Voor het belastingjaar 2025 geldt de WOZ-waarde naar prijspeil van 1 januari 2024.

Waardeontwikkeling
Om waardeontwikkelingen van woningen en niet-woningen niet van invloed te laten zijn op de opbrengst, worden de tarieven conform de waardeontwikkelingen aangepast. Dit uitgangspunt is in het verleden altijd bij herwaarderingen gehanteerd. In de huidige markt worden dus de stijgende WOZ-waarden gecompenseerd door een gelijke daling van de tarieven.

De verwachte stijging van woningen is 4,5%. Met deze stijging wordt het tarief dan ook verlaagd en daarna verhoogd met de trendmatige verhoging van 2,2%. Bij de niet-woningen was sprake van een gemiddelde stijging van 3,6%.

De tarieven zijn opgenomen in de Verordening Onroerende-zaakbelastingen.

De opbrengsten 2025 en volgende jaren zijn gebaseerd op het huidige areaal aan onroerend goed aangevuld met de groei van het aantal onroerende zaken en de tariefsaanpassingen op basis van de nieuwe waarden in het kader van de hertaxaties Wet WOZ. Op grond van eerder besluitvorming dienen de tarieven zodanig vastgesteld te worden dat de geraamde opbrengsten gerealiseerd worden.

1.2 Hondenbelasting
Onder de naam "hondenbelasting" wordt een directe belasting geheven ter zake het houden van een hond binnen de gemeente. Het is niet nodig dat de gemeente een relatie legt tussen de opbrengst van de hondenbelasting en de kosten die voor de gemeente aan de bevuiling door honden zijn verbonden. De opbrengst wordt dan ook als algemeen dekkingsmiddel gebruikt. Het tarief voor 2025 is met 2,2% verhoogd.

1.3 Precariobelasting
De gemeente heft een precariobelasting als vergoeding voor het gebruik van openbare grond. De precariobelasting wordt specifiek geheven voor het plaatsen van voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond. Voorbeelden van belaste voorwerpen zijn kabels en leidingen, terrassen, bouwmaterialen, zonneschermen, luifels, lichtreclames en vlaggen. Precariobelasting wordt wel gezien als de fiscale tegenhanger van een privaatrechtelijke vergoeding om de gemeentegrond te kunnen gebruiken. De opbrengst wordt als een algemeen dekkingsmiddel gebruikt.

1.4 Toeristenbelasting
Dit betreft een belasting die wordt geheven voor het houden van verblijf met overnachting binnen de gemeente tegen vergoeding in welke vorm dan ook door personen die niet als ingezetene zijn opgenomen in de Basisregistratie Personen (BRP). Door het heffen van een toeristenbelasting dragen ook niet-inwoners bij in de kosten van de algemene voorzieningen. De toeristenbelasting is een algemeen dekkingsmiddel. Bij de behandeling van de belastingenvoorzieningen 2024 (9 november 2023) heeft de gemeenteraad de motie "Toeristenbelasting" aangenomen. Hiermee zijn de tarieven voor 2025 vastgesteld € 2,00 per persoon per overnachting. Omdat deze belasting na afloop van het jaar geheven wordt, betreft dit de overnachtingen van 2024.

Retributies

De retributies vallen uiteen in bestemmingsheffingen en leges. Hierbij geldt dat de gemeente niet meer mag heffen dan de begrote kosten die gedekt worden met de heffing. Voorbeelden hiervan zijn de rioolheffing en de afvalstoffenheffing, die worden gebruikt voor doeleinden met een duidelijk algemeen belang.

De belangrijkste retributies zijn de leges. Deze dienst levert met name individueel voordeel op. Zo betalen inwoners van de gemeente een bijdrage voor het aanvragen van een paspoort of vergunning. Ook voor de leges geldt dat deze niet meer dan kostendekkend mogen zijn.

Voor de navolgende heffingen geldt dat de opbrengsten niet uit mogen gaan boven de geraamde kosten, ofwel geldt dat deze maximaal kostendekkend mogen zijn:

  • Afvalstoffenheffing;
  • Rioolrecht;
  • Haven- en kadegelden;
  • Leges;
  • Marktgelden;
  • Begraafrechten.

In onderstaande tabel is de kostendekkendheid van de retributies weergegeven. Bij iedere retributie ziet u verder een overzicht van de baten en de lasten in 2025.

Kostendekking Retributies en Leges

Gemeentelijke heffing (x € 1.000)

Rekening 2023

Begroting 2024 primitief

Begroting 2025

lasten

baten

dekking

lasten

baten

dekking

Afvalstoffenheffingen

98%

2.281

2.040

0

2.719

2.266

83%

Rioolheffing

113%

2.272

2.304

0

2.453

2.356

96%

Haven- en kadegelden

84%

1.401

819

0

1.194

853

71%

Marktgelden

41%

54

31

0

58

35

61%

Begraafrechten

17%

641

360

0

689

400

58%

Secretarieleges (Titel 1)

24%

927

374

0

988

330

33%

Omgevingsvergunningen (Titel 2)

58%

1.459

1.776

0

981

610

62%

Leges (Titel 3)

82%

17

14

0

17

14

82%

2.1 Afvalstoffenheffing
Afvalstoffenheffing wordt geheven van degene die in de gemeente feitelijk gebruik maakt van een perceel ten aanzien waarvan ingevolge art. 10.11 van de Wet Milieubeheer een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt. De hoogte van de aanslag is afhankelijk van de gezinsgrootte en de soort container. In de tarieven zijn ook de kosten voor de milieustraat en het straatvegen verwerkt.

De laatste jaren is een stijging van de afvalstoffenheffing voorkomen, het tarief is stabiel gebleven. Voor 2025 zullen de tarieven wel weer moeten stijgen.  

In 2024 is het nieuwe Grondstoffenbeleidsplan 2025-2028 vastgesteld. Aanleiding hiervoor was het niet behalen van de doelstellingen op het gebied van afvalscheiding. In het nieuwe plan worden verschillende specifieke uitgaven gedaan, bijvoorbeeld in containermanagement, ondergrondse inzamelcontainers in het oude dorp en een campagne om de kwaliteit van gft te verbeteren. Deze investeringen moeten er toe leiden dat de afvalinzameling toekomstbestendig is en het doel van 100 kg restafval per inwoner per jaar gehaald wordt. Het verdisconteren in het tarief leidt tot een tariefstijging van € 34,00.

De opbrengst van de afvalstoffenheffing dient de kosten te dekken. In de afgelopen jaren is er in de berekening een vast bedrag in het tarief meegenomen voor de btw-kosten. De daadwerkelijke btw-kosten liggen echter hoger. In het nieuw vastgestelde grondstoffenplan is dit gecorrigeerd. Bij het vaststellen van het grondstoffenbeleidsplan heeft de raad ingestemd met een stapsgewijze verhoging van de tarieven zodat de daadwerkelijke btw-kosten meegenomen worden in de berekening van de afvalstoffenheffing. Dit leidt ook tot een jaarlijkse stijging van het tarief met € 13 tot 2028.

Het merendeel van de kosten van afvalverwerking wordt uitgevoerd door de ROVA. Onlangs is de begroting van ROVA ontvangen. Deze verwerken in de tarieven. Dit leidt tot een verhoging van het tarief met € 3,00.

Bij het vaststellen van de belastingverordeningen worden de tarieven definitief vastgesteld.

2.2 Rioolheffing
Rioolheffing wordt geheven van de eigenaar van een perceel dat direct of indirect is aangesloten op de gemeentelijke riolering en van de gebruiker van een perceel waaruit afvalwater direct of indirect op de gemeentelijke riolering wordt afgevoerd, dan wel dat belang heeft bij de nakoming van de gemeentelijke zorgplichten.

De opbrengst van de rioolheffing mag alleen worden gebruikt ter dekking van de kosten van:

  • het inzamelen en transporteren van huishoudelijk en bedrijfsafvalwater en het zuiveren van huishoudelijk afvalwater;
  • het inzamelen van afvloeiend hemelwater en het verwerken hiervan alsmede maatregelen om structureel nadelige gevolgen van de grondwaterstand te voorkomen of te beperken.

Bij het bepalen van de hoogte van de tarieven van de rioolheffing houden we er rekening mee dat de baten niet hoger mogen zijn dan de lasten. Uitgangspunten zijn 100% kostendekkendheid en gedifferentieerde tarieven per huishoudtype, waarbij de huishoudens met 4 of meer personen meer betalen, dan huishoudens tot en met 3 personen. Bij niet-woningen wordt naast een vast bedrag van de eigenaar, belasting geheven over het waterverbruik van de gebruiker.

Het Gemeentelijk Water- en Rioleringsplan (verder te noemen GWRP) is in 2023 door u vastgesteld. Uit een GWRP blijken de verwachte exploitatie en investeringslasten in de uitvoeringsperiode. Verder worden in het GWRP de belangrijkste uitgangspunten voor de rioolheffing vermeld. Uitgangspunt is dat eventuele exploitatieoverschotten ten gunste moeten komen van voorziening riolering derden of de bestemmingsreserve riolering. Investeringen moeten zo mogelijk direct worden afgeboekt vanuit de spaarvoorziening riolering.

De tarieven voor de rioolheffing worden vastgesteld op grond van het GWRP. Op grond daarvan stijgen de tarieven voor woningen in 2025 met de trendmatige verhoging van 2,2% en van niet-woningen met 3,2% (Conform het GWRP 1% boven de trendmatige verhoging).

2.3 Havengelden
Onder de naam "havengelden" wordt een recht geheven voor het gebruik of genot van de gemeentelijke havens. De afgelopen jaren is er hard gewerkt om de voorzieningen op niveau te brengen. Werkzaamheden die overigens nog steeds doorgaan. Als gevolg hiervan zijn de tarieven de afgelopen jaren gestegen. Ook voor 2025 zullen de tarieven stijgen.

2.4 Marktgelden
In de gemeente wordt onder de naam "marktgeld" een recht geheven voor het innemen van een standplaats op de voor de markt aangewezen plaats, gedurende de voor de markt geldende tijd.

De tarieven zijn opgenomen in de Verordening Marktgelden. De tarieven zijn met 2,2% gestegen.

2.5 Begraafrechten
Op basis van de verordening op de graf- en begrafenisrechten worden in de gemeente Urk rechten geheven voor het gebruik van de begraafplaats en voor het door de gemeente verlenen van diensten in verband met de begraafplaats. Voor de begrafenisrechten geldt dat deze maximaal kostendekkend mogen zijn. In juli 2017 is er een nieuwe beheersverordening begraven vastgesteld met bijbehorende financiële onderbouwing. Op grond daarvan stijgen de tarieven met 1,5% of 1,7%.

2.6 Legesverordening
Onder de naam "leges" worden een aantal verschillende rechten geheven voor het genot van door, of vanwege het gemeentebestuur, verstrekte diensten. Het gaat hier vooral om de secretarieleges en de leges Omgevingswet. De verordening is met 2024 volledig aangepast naar de nieuwe Omgevingswet. Daarbij zijn ook nieuwe tarieven ingevoerd en is de berekening van de leges gewijzigd. In de loop van 2025 zal geëvalueerd worden wat de (financiële) gevolgen hier van zijn. Van sommige leges wordt het tarief vastgesteld door het Rijk. Bij het berekenen van een kostendekkend tarief mogen overigens alleen de kosten van het verlenen van een vergunning of dienst in rekening worden gebracht. Kosten van onder andere toezicht en handhaving mogen niet doorberekend worden. Voor 2025 worden de tarieven verhoogd met 2,2%.

Kwijtscheldingen

Op grond van de Invorderingswet en het gemeentelijk kwijtscheldingsbeleid kan een belastingschuldige die niet in staat is anders dan met buitengewoon bezwaar een belastingaanslag geheel of gedeeltelijk te betalen, gehele of gedeeltelijke kwijtschelding worden verleend. Bij Ministeriële regeling worden inkomensnormen vastgesteld, welke van toepassing zijn voor de eventuele toekenning van kwijtscheldingsaanvragen. De gemeente Urk hanteert ten aanzien van de normbedragen een kwijtscheldingspercentage van 100%.

Kwijtschelding kan alleen worden aangevraagd indien het een aanslag betreft voor onroerende zaakbelasting, afvalstoffenheffing en rioolheffing. De overige heffingen zijn in de desbetreffende belastingverordeningen uitgesloten van kwijtschelding.

Lokale lastendruk

Alle onroerende zaken dienen jaarlijks opnieuw getaxeerd te worden op grond van de Wet Waardering Onroerende Zaken. De uitvoering van deze wet ligt in handen van de heffingsambtenaar van de gemeente. Door de Waarderingskamer wordt op deze uitvoering toezicht gehouden. De gemeente Urk scoort bij deze beoordeling al jaren 5 uit 5 sterren. De hoogste score!

In de tarieven en berekende opbrengst is rekening gehouden met de steeds maar stijgende kosten voor het behandelen van bezwaarschriften van zogenaamde WOZ-bureaus. Zij adverteren met het “gratis” indienen van bezwaar, maar de kosten hiervoor komen ten laste van de gemeente. De kosten voor het behandelingen van bezwaren bedroegen in 2023 ongeveer € 2.000 per bezwaarschrift (in totaal € 150.000). Wanneer een burger zelf bezwaar indient, bedragen de kosten ongeveer € 200 per bezwaarschrift. De kosten bestaan in hoofdzaak uit personeelskosten, kosten inhuur taxateur en juridisch advies. De oorzaak is dat WOZ-bureaus zeer uitgebreide en juridisch ingewikkelde bezwaarschriften indienen die gerobotiseerd tot stand komen. De bestreden WOZ-waarde is daarbij vaak bijzaak. Doel is namelijk om een kostenvergoeding te verkrijgen. Daarbij streeft men soms naar het laten vastlopen van het bezwaarproces zodat ze op die manier in aanmerking kunnen komen voor kostenvergoedingen. In bezwaar gaan is helaas een verdienmodel geworden.

Als gevolg van nieuwe wetgeving is de kostenvergoeding voor No-Cure-No-Pay bureau's in 2024 fors verlaagd. Dit heeft geleid tot minder bezwaarschriften. Helaas heeft de Hoge Raad onlangs uitspraak gedaan waarbij deze wetgeving vernietigd is en de kostenvergoeding zelfs verdubbelt is ten opzichte van 2023. De hoop is dat er snel reparatiewetgeving komt. Mogelijke aanpassingen zullen in de tussenrapportage 2025 worden verwerkt.

Er is altijd grote belangstelling voor de lokale belastingen, vooral landelijk. Diverse instanties berekenen jaarlijks de stijging van de lokale lasten en de uitkomsten hiervan hebben grote aandacht van de landelijke pers. Met name de verschillen tussen de diverse gemeenten krijgen daarbij veel aandacht. Dit terwijl de gemeentelijke belasting een klein deel uitmaken van de zogenaamde bijkomende woonlasten. Ook de WOZ-waarde genereert veel aandacht. Met name door de zogenaamde WOZ-bureaus die groot belang hebben bij negatieve uitingen omdat ze daarmee klanten binnenhalen die via hen een bezwaar indienen.

Ontwikkeling gemiddelde woonlasten voor een 3- persoonshuishouden

Gemiddelde woonlasten voor een huishouden van 3 personen voor de periode 2023-2025

Ontwikkeling

2023/2025

Belastingsoort

2023

2024

2025

in %

OZB eigenaar

€ 455

€ 480

€ 490

7,6%

Rioolrechten

€ 253

€ 263

€ 268

5,9%

Afvalstoffenheffing

€ 251

€ 251

€ 289

15,2%

Totaal

€ 959

€ 994

€ 1.047

9,10%

De woonlasten zijn gebaseerd op een gemiddelde. Werken met gemiddelden betekent dat de feitelijke lastenontwikkeling voor een individuele burger hiervan kan afwijken. De hoogte van de belasting wordt onder andere beïnvloed door de grootte van het huishouden en de feitelijke waardeontwikkeling van de woning.

Om een beeld te krijgen hoe de woonlasten op Urk zich verhouden tot gemeenten in Flevoland, treft u hierna de gegevens aan van een aantal gemeenten uit de Atlas van de lokale lasten 2024 van het COELO, zoals gepubliceerd op de website. In de onderstaande vergelijking staat de gemiddelde aanslag 2024 voor een 3-persoonshuishouden. In deze aanslag is inbegrepen de OZB, afvalstoffenheffing en de rioolheffing.

2024

Almere

Dronten

Lelystad

N.O. Polder

Urk

Zeewolde

OZB

€ 409

€ 474

€ 480

€ 417

€ 480

€ 656

Afvalstoffenheffing

€ 440

€ 358

€ 407

€ 366

€ 251

€ 419

Rioolheffing

€ 229

€ 169

€ 222

€ 181

€ 263

€ 151

Totaal

€ 1.078

€ 1.000

€ 1.110

€ 964

€ 994

€ 1.226

Deze pagina is gebouwd op 11/11/2024 09:00:58 met de export van 11/11/2024 08:52:25